07-08-2016

El Olivo



Van alle genres is het coming-of-age genre wellicht wel mijn favoriete. Je kan er oneindig veel kanten mee op, filmmakers moeten investeren in de ontwikkeling van de personages, de clash tussen jong en oud bestaat al sinds mensheugenis en clichés zijn tamelijk makkelijk te voorkomen.


In El Olivo vormt een olijfboom de crux. Het zit zo: Alma en haar opa zijn onafscheidelijk en al op vroege leeftijd loopt opa met zijn kleindochter door de plantage. Er staan honderden bomen, maar één is er speciaal. Geplant door de Romeinen, al meer dan tweeduizend jaar oud, met een stam als een monster. Dagelijks gaan ze er kijken en klimt Alma erin.

Opa heeft echter problemen. Niemand koopt nog z'n dure olijfolie en zijn kinderen besluiten de boom te verkopen buiten opa's weten om. Opa is ontroostbaar, Alma ook en nu, enkele jaren later, is opa nog altijd in rouw. Hij zegt niets meer, eet niets meer, dwaalt door de boomgaard en legt steentjes op de plek waar de oude boom ooit stond. De jonge Alma, nu een jaar of zeventien, kan het verdriet niet meer aanzien en zet alles op alles om de boom terug te halen.


El Olivo beschrijft de coming-of-age van Alma en combineert dat met een indringend familiedrama. De vertolkster van Alma, Anna Castillo, is weergaloos. Haar tirades kan ik niet verstaan, maar zijn heerlijk in het Spaans. Ze is een heethoofd, voelt zich onbegrepen en kan gruwelijk tekeer gaan op Mediterraanse wijze. Alma is echter ook komisch, lief en zorgzaam. Haar naïviteit leidt tot een roadtrip met haar niet al te snuggere oom Alca en de jonge hond Rafa die zijn baan riskeert om de liefde van zijn leven te helpen met het terugkrijgen van een boom.

Alma wint met haar practical jokes binnen no-time het publiek. Haar idealen zijn onrealistisch, maar vertederend. Je gunt haar die boom, minder tegenslagen en een opa die weer beter wordt. El Olivo ontroert, voornamelijk door Castillo die een prachtige hoofdrol speelt. Of de onschuld het wint van de realiteit is de vraag, eentje die ik niet wil beantwoorden. Wel is het zaak om deze bijzondere, vertederende film even te zien, zeker als je ook een zwak hebt voor dit genre.

The Man Who Knew Infinity



De Indische autodidact Ramanujan was een van de grootste wiskundigen van de afgelopen eeuw. Vanuit Madras schopt hij het tot Cambridge. Goede reden voor een film over een briljante underdog, maar minder formulewerk was beter geweest.


Over het algemeen gaan biopics over bijzondere mensen. Anders worden ze niet gemaakt, laten we wel wezen. Zo ook in dit geval, want de jonge Ramanujan (Dev Patel) krijgt boodschappen van de Goden, ziet wiskunde en formules als een goddelijke taal en verricht baanbrekend werk met priemgetallen. G. H. Hardy (Jeremy Irons), een oude bachelor wiens IQ z'n EQ ver overtreft, haalt hem naar Cambridge, alwaar hij clasht met de cultuur, de elite en met Hardy zelf.

The Man Who Knew Infinity kampt met veel problemen. Ten eerste is er het algemene probleem van de biopic, want die mag over bijzondere mensen gaan, vaak vervalt ze ook in formulewerk. Bijzondere mensen conflicteren bijna altijd met de samenleving, maar dit conflict eindeloos uitkauwen is een valkuil waar ook deze film in valt. Mede hierdoor is The Man Who Knew Infinity onbedoeld een standaardwerk over een excentrieke man.


Ten tweede zijn er de uitgekauwde clichés van het thuisfront achterlaten voor de beloften van een nieuw land, dat vervolgens natuurlijk tegenvalt. Een secreet van een moeder en Ramanujans kersverse vrouw blijven achter in veelal ongeloofwaardige scènes in India. Dit soort strubbelingen hebben we al zo vaak gezien dat een bijzondere variant erop noodzakelijk is, wil je hier nog van genieten. Patel en Irons acteren aardig en met name de persoonlijke discussies over geloof versus bewijzen doet de film even opleven, maar verder mist de film scherpte en diepgang. Een gemiste kans, want de relatie tussen Hardy en Ramanujan verdient een betere uitwerking. Dat was mogelijk geweest, mits minder aandacht was besteed aan andere afleidingen, zoals India, WO I en het verkrijgen van de fellow status.

Nog een fout is de openingsscène, waarin Hardy in de verleden tijd spreekt over Ramanujan. Deze scène vindt plaats in 1920, en de scène erna met Ramanujan in 1914, dus middels een simpel rekensommetje weet de kijker dat-ie over zes jaar dood is. Beetje jammer, want dat had ik niet geweten. Ook lastig is het uitleggen van hogere wiskunde aan het publiek. De film doet weliswaar een verwaarloosbaar kleine poging, maar kiest ervoor de wiskunde veelal links te laten liggen. Niet alleen voel je je als publiek niet serieus genomen, tevens heb je hierdoor nooit enige voeling met de materie.