★★★
Een nieuw jaar, een nieuwe Allen film. Dit keer vormt een onbeantwoorde liefde binnen een driehoeksverhouding de rode draad. In het Hollywood van de jaren dertig toont Allen een hoop decadentie, met af en toe een vleugje oprechtheid.
Woody Allen weet altijd zijn personages op een goede manier te introduceren. In de eerste shots zweeft de camera langs het zwembad van een exorbitant huis om tot stilstand te komen bij Steve Carell. De Amerikaanse komiek en topacteur speelt Phil Stern, een van Hollywoods meest succesvolle agents. Phil kent iedereen, is altijd in de weer en loopt over van energie. De pakken met enorme revers staan hem goed, hij ademt succes en is al vijfentwintig jaar getrouwd met zijn vrouw Karen.
Phils neefje Bobby (Jesse Eisenberg) heeft het even gehad met New York. Hij is een bedeesde, naïeve jongeman die totaal overweldigd is door de pracht en praal van Hollywood. Alles schittert en baadt in romantisch licht, omdat Allen een sepia filter gebruikt voor de scènes in Hollywood om ze zo te onderscheiden van het grauwe New York. Nog het meest onder de indruk is Bobby van Vonnie (Kristen Stewart), Phils secretaresse.
Café Society zou geen Allen-film zijn als niet op zijn minst twee mannen vechten om dezelfde vrouw. De clichés stapelen zich langzaam op, maar Allen komt er mee weg. Soepel en met een hoop jazz vloeien de scènes in elkaar over. De film kijkt lekker weg, zoals meestal het geval is bij Allen, maar kent weinig hoogtepunten. De romance is mierzoet, de beelden overgoten met zon- en kaarslicht en de dialoog zoetsappig. Andere personages die Allen opvoert brengen wat leven in de brouwerij, zoals Bobby's broer en gangster Ben (Corey Stoll) en zijn constant kibbelende Joodse ouders.
Uiteindelijk is Café Society toch een gevalletje dertien in het dozijn van Allen: een bitterzoete komedie over onmogelijke romances en onbeantwoorde liefde. Het jaar 2016 van Allen blijkt een oké jaar te zijn, maar ook niet meer dan dat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten